Onderstaand overzicht is een bloemlezing van projecten, waaraan ik tenminste een substantiële bijdrage geleverd heb.
Deelname aaneen team voor het in kaart brengen van de mogelijkheden om op korte en middellange termijn de productiecapaciteit van Dunea te vergroten en uitwerking van één van de bouwstenen.
Beoordeling van het Friese grondwaterbeschermingsbeleid en verkenning van verbetermogelijkheden: waar liggen de te beschermen gebieden en welke beperkingen gelden daar om vervuiling van het grondwater te voorkomen?
Opzet van de hoofdlijnen van een monitoringaanpak voor chloride in Flevoland.
Voornaamste project was het omzetten van de drinkwatervergunningen van Dunea van middelvoorschriften (beschrijven van de dingen die je niet mag doen om vervelende effecten te voorkomen) naar doelvoorschriften (beschrijven van de effecten die niet op mogen treden, monitoring, toezicht en handhaving op basis van die effecten.
Veel eerste teksten, tekstbijdragen en meedraaien in een team om de resultaten van de Brede Grondwaterstudie Fryslân te vertalen naar een publieksvriendelijke vertaling ervan, zie: Grondwater in Fryslân | Fryslan.
Ontwerp van een werkwijze om vroege waarschuwingen te krijgen, in eerste instantie uit de bestaande monitoring, en toepassing ervan op alle Brabantse drinkwaterwinningen (van Brabant Water en Evides).
Twee uur durende publieksvriendelijke presentatie in een theater in Leeuwarden van het fenomeen grondwater en de problematiek waarmee we in Fryslân te maken hebben, met Piet Paulusma. zie o.a.: https://www.youtube.com/watch?v=O7RkGkbIlzQ&t=0s.
Opstellen van een projectplan, aanbesteding en opdrachtgeverschap van vier binnen dit verband uitgevoerde studies met een accent op de verdeling (en veranderingen daarin) van zoet en zout grondwater.
In de overleggen met de Ministeries van I en W en van EZK heb ik het provinciale standpunt ingebracht en het interprovinciale standpunt ondersteund. Na totstandkoming van heb ik dat voortgezet binnen het IPO/VEWIN-project ‘Robuuste Drinkwatervoorziening.
Er is een structuur opgezet en een eerste uitwerking voor een aantal winningen in Overijssel om de bodemparameters te bepalen.
Twee boeren voelden zich onrechtmatig behandeld bij een inrichtingsplan voor een beek die langs hun percelen liep. In opdracht van hun rechtsbijstandverzekering heb ik de situatie beoordeeld en de boeren begeleid met hun beroepsprocessen tot aan de Raad van State toe.
In Deurne werd er op een kinderspeelplaats grondwater opgepompt dat dermate naar rotte eieren (H2S) stonk dat mensen er onwel van werden. Er werd een verband vermoed met de aanwezigheid van pyriet in de ondergrond. Samen met iemand van de firma B-Ware en van de Universiteit van Nijmegen hebben we een deskundigenpanel gevormd dat de situatie beoordeeld heeft en waarvan ik als voorzitter mocht fungeren.
Het waterschap had het peil in een waterloop verhoogd om in het gebied de natuurwaarden te verbeteren. Hierdoor kon een landeigenaar het water dat via zijn drainagesysteem afgevoerd werd niet meer kwijt. In opdracht van zijn rechtsbijstandsverzekering heb ik de situatie beoordeeld en beschreven.
Als vertegenwoordiger van Brabant Water heb ik de processen begeleid om aansluiting te vinden bij het Nationaal Hydrologisch Instrumentarium (NHI) en de dataverwerking via de Basisregistratie Ondergrond (BRO). Hierbij ben ik veel samen met Vitens opgetrokken.
Nadat ik eerder al integrale rapportages opgesteld had voor bestrijdingsmiddelen en chloride heb ik in 2012 alle chemische paramters binnen één systematiek beschreven.
Als een drinkwaterwinning verdrogingsschade veroorzaakt, kan een landgebruiker de geleden schade vergoed krijgen. Samen met Vitens hebben we KWR (dat ook weer werd ondersteund door externen) een opdracht gegeven om een beeld te ontwikkelen hoe op de lange termijn een regeling voor dergelijke schade zou kunnen doorintwikkelen.
Brabant Water exploiteerde destijds enkele installaties voor Koude/warmte-opslag in het grondwater. Na een aantal jaren meten heb ik de invloed van twwe van die installaties op grondwaterstanden en -kwaliteit geëvalueerd.
Brabant Water meet in al het afgeleverde en opgepompte water, en ook in het grondwater rond winningen veelvuldig de chlorideconcentraties. In 2011 heb ik alle resultaten geordend.
Brabant Water spendeert jaarlijks duizenden euro's aan metingen naar de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in grondwater en het opgepompte water. In 1990 heb ik de resultaten van twintig jaar meten rond de ruim dertig winningen van Brabant Water op een rij gezet en aanbevelingen gedaan voor een efficiënter meetprogramma.
Bij Brabant Water werden er bij pompputten met verstoppingsrisico jaarlijks handmatig metingen uitgevoerd naar de weerstanden op boorgat- en filterwand. Ik heb een methode bedacht en uitgewerkt om die metingen af te leiden uit hoogfrequente meetreeksen van een drukopnemer die het hele jaar door in de pompput hangen.
In eerste instantie voor de Nederlandse Hydrologische Vereniging (zie nhv.nu), en later bij wijze van verdieping in opdracht van STOWA heb ik een verkenning uitgevoerd of er behoefte was aan een kwaliteitsorganisatie en mogelijk een beroepserkenning voor hydrologen in Nederland, en zo ja: hoe die er uit kan zien en hoe daar te komen. Het is er uiteindelijk nooit van gekomen.
In 2003 is in het Nationaal Bestuursakoord Water afgesproken dat alle waterschappen hun watersysteem moesten doorrekenen op overstromingsrisico. Het was mijn taak om met alle waterschappen in contact te staan om ze (1) te stimuleren daadwerkelijk aan de gang te gaan en (2) de werkwijzen zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen. Een opdracht waarbij ik door het hele land gereisd heb en overal uitleg kreeg hoe het watersysteem in elkaar zit.
Samen met Paul Baggelaar (Icastat) hebben we de chemische gegevens uit de bodem- en grondwatermeetnetten van de Provincie Drenthe beoordeeld op toestand en trends
In de jaren negentig is een eerste versie van REGIS opgeleverd. De Provincie Utrecht vroeg me als voorzitter van een commissie om die versie te beoordelen en verbeterpunten te formuleren.
Nadat TNO een handboek Good Modelling Practice had opgesteld, heeft STOWA mij gevraagd om als praktisch modelleur het te beoordelen.
Voor de winning Vierlingsbeek heb ik uitgerekend welke nitraatconcentraties in het opgepompte water verwacht konden worden, rekening houdend met nitraatafbraak onder invloed van pyriet en later ook organische stof. In 1987 heb ik een eigen 2-D model ontwikkeld, in 1989 3-D gemaakt, in 1994 geïntegreerd met MODFLOW en de interactie met organische stof toegevoegd. Daarmee heb ik de beleidsmaatregelen uit 19989 geëvalueerd. Het geschreven programma heb ik daarna ingezet bij de winningen Boxmeer, Budel en Manderveen.
Het was de tijd dat de numerieke modelberekeningen in opkomst kwamen, maar er nog geen standaard-programmatuur was. Met een eindige elementen programma van Theo Olsthoorn (TOFEM) heb ik de invloed van Pompstation De Groeve op de grondwaterstanden berekend.